Home     Persons     Families
Schrijf het eens op, meneer Tukker.

Ouderkerk aan den IJssel, 28 juli 1970

Dagboek "Schrijf het eens op, meneer Tukker!" Dat is wat ze tegen mij zeiden toen ik alleen was. Mijn vrouw was nog niet zo lang geleden gestorven en ik zocht hier en daar mensen op. Of het nu je leeftijd is weet ik niet maar ik vertelde nog weleens verhalen uit het verleden. Op de een of andere manier vonden ze het prachtig en ik kreeg dus dit advies. Ik kocht een pen en een schoolschrift en ging aan de keukentafel zitten.
"Ik, meneer Tukker schreef, het op."


"Een dagboek van een bejaarde bakker."

Oud 83 jaar en 98 dagen. Ik ben in Oud Alblas geboren in 1887. Mijn vader heette Teunis Tukker net zoals ik. Hij was boer. We hadden koeien, varkens en kippen om het huis. Mijn moeder heette Niesje Gelderblom. Zij kwam ook uit een boeren familie. Mijn ouders hebben bij elkaar 8 kinderen gekregen. Helaas zijn er drie op jonge leeftijd overleden. Mijn vader was ernstig ziek. Hij had weinig kracht meer en lag voornamelijk op bed. Mijn moeder zorgde samen met een knecht er voor dat de boerderij draaide. Achteraf gezien is dit behoorlijk zwaar voor haar geweest. Toen ik nog jong was overleed mijn vader. Vier jaar later is mijn moeder met een weduwnaar getrouwd die Arie Deelen heette. Ik had dus een stiefvader. Mijn stiefvader had nog een zoon uit zijn eerdere huwelijk maar deze jongen heeft nooit bij ons ingewoond. Die jongen is later bakker geworden. Toen ik van school af was en ook bakker wilde worden heb ik nog bij hem gewerkt om het vak te leren.

Noot:
De vader van Teunis Tukker is gezien de symptomen die nu bekend zijn vermoedelijk aan myasthenia gravis overleden. Een spierziekte waarbij de signalen uit de zenuwen steeds slechter worden overgedragen aan de spier zelf met uiteindelijk uitval van de spier tot gevolg. Dit is pas rond 1900 onderkend; enkele jaren na het overlijden van Teunis.


Naar school:

Samen met mijn zusters en broers moesten wij naar de lagere school Voor ons was dit wel een half uur lopen. We liepen altijd op klompen. In de ochtend en avond was dat geen probleem maar de pauze tussen de middag was te kort om heen en weer naar huis te gaan. Wij bleven dan 'over' bij de schoenmaker van het dorp. Daar aten wij onze boterhammen op. 's Avonds als we weer thuis waren hadden we honger, dan had mijn moeder het eten klaar zoals gebakken aardappeltjes en pap toe. Na het eten gingen we nog even spelen en dan naar bed, dan had moeder even een poosje rust als dat hele koor op bed lag.

Opweg naar school waren we soms ondeugend. Slootje springen met een polsstok. Sloten van 2 meter breedt waren geen probleem voor ons. De één aan de ene kant en de ander aan de andere kant. Dat ging prima maar af en toe ging het toch fout. Dan beurde het wel dat je elkaar in het midden van de sloot raakte. Zo ook een keer op een zonnige zomerdag ging het fout. We plonsden midden in de sloot en kwamen drijfnat op school.
De schoolmeester zag ons aankomen en vroeg: "Heeft het onderweg geregend jongens?", "Ja, meester, een hele grote bui." Meer woorden werden er niet aan besteed. De meester zal inwendig wel gelachen hebben.
Tegen de tijd dat we naar huis gingen waren je kleren weer opgedroogd. Alleen mijn moeder vroeg nog hoe het kon dat onze kleren zo vuil waren geworden in één dag. Mijn moeder was een goed mens. Ze zei er verder niets van. Soms maakten wij daar misbruik van. Als mijn vader nog geleefd had hadden we wel op ons kop gekregen denk ik.

Eigenlijk hadden we een onbezorgde jeugd. Het boeren leven ging zijn gang, jaar na jaar, na jaar. Dicht bij ons in de buurt woonde ook de familie; Oom Ariaan en twee zussen tante Johanna en tante Annigje. In de vakantie hooi van het land halen was een mooie tijd. In de tijd van de hooibouw hielp iedereen elkaar. Het werk ging nog met paard en wagen, ik vond dat prachtig want ja, paarden vond ik mooi. Nadat we het hooi van het land terug gebracht hadden naar de boerderij mocht ik het paard uitspannen, kammen en weer in de wei zetten. Ik ging dan op zijn rug zitten maar hoefde niets te doen, dat paard wist zelf de weg wel. Als alles klaar was kregen we limonade. Dat was lekker want je had dorst.


Toen ik zeven jaar was konden mijn moeder en stiefvader niet makkelijk meer rond komen van de boerderij. Die is toen verkocht. Hierna zijn we naar Streefkerk verhuisd waar mijn stiefvader nog bieten en andere groenten heeft geteeld. Ook heeft hij een klein beetje vee gehouden. Het was nu makkelijker rondkomen.
De dokter van het dorp waar wij vlak bij woonden had een paard met zelfs een koetsier. Daar ging ik vaak naar toe. Ik heb dat paard regelmatig gekamd en gerost. Dan glom hij zo mooi. Als we gras en hooi moesten halen gingen we met een kleine kar en dat paard er naar toe. Dan mocht ik zelfs sturen. Dat vond ik helemaal prachtig.

Later zijn we nog naar Lekkerkerk verhuisd. Daar kwam mijn stiefvader oorspronkelijk vandaan. Hier ben ik ook nog naar school geweest. Mijn moeder is daarna altijd op Lekkerkerk gebleven.



Aan het werk:

Toen ik klaar was met de lagere school mocht ik nog niet officieel werken. Dat mocht pas als je 13 was. Ik heb toen bij een touwslager die naast ons zat wat gedaan. Ik draaide aan een wiel waarbij het touw in elkaar gedraaid werd.
Eigenlijk moest je kiezen. Of je ging werken, of je ging een vak leren. Een vak leren deed je dan ook bij een bedrijf.
Het verschil was wel, met gewoon werken verdiende je geld. Dat was ongeveer 2 gulden per week maar dan moest je zelf nog je eten kopen. En als je ging leren moest je betalen, meestal 10 cent in de week, maar dan kreeg je ook eten van je baas.
Uiteindelijk was ik jarig en kon ik officieel aan het werk. Ik wilde bakker worden en ging bij bakkers in de leer. Voordat ik met mijn eigen zaak begon heb ik zo bij 10 bakkers het vak geleerd. Bij de één leerde je het zus en bij de ander weer zo. Zo kon je zelf bepalen wat eigenlijk voor jou de beste manier was. Dat je snel van baas veranderde vond men niet zo erg. De oude bakkers begrepen dat wel. Ze vonden het wel jammer dat ik wegging maar ik ben nooit met ruzie weggegaan. Daar koop je niets voor. Ik kon altijd weer terugkomen bij de bazen die ik gehad heb.

Ik weet nog goed dat ik de eerste dag naar mijn eerste baas ging. Dat was bij Joris den Werken, midden in het dorp. Mijn moeder wilde mij wegbrengen maar dat wilde ik niet. Daar was ik toch te trots voor. Toen ik in de bakkerswinkel kwam werd ik al gauw meegenomen naar de bakkerij. Daar was ik wel blij mee. Deze bakker had een groot gezin en het personeel at ook altijd mee. Ik kan mij nog goed herinneren dat we met z'n allen aan de keukentafel zaten. Ik was alleen thuis bij mijn moeder gewend en nu zat je met je benen onder andermans tafel. Ik had het gevoel of iedereen naar mij keek. Nou, dan heb je niet zoveel praats meer. Al snel veranderde dat en heb ik een goeie tijd gehad bij deze bakker. Het was een fijne vent en ook zijn vrouw was goed voor het personeel.
Ik kan mij nog goed herinneren dat hij van een borreltje hield. Zijn vrouw zei er maar niets van. Eigenlijk was het een zuipschuit met een 'te' lieve vrouw. Hij begon al bij de eerste klant als we het brood uit ventte en bij de laatste klant was hij dronken. En dat ging iedere dag weer zo. Maar. ik heb wel veel schik gehad bij hem.

Toen ik bij de tweede baas ging werken waarschuwde iedereen mij. Die baas was zo zuinig. Je kreeg heel weinig te eten zodat je op den duur honger kreeg. Nu heb ik er toch een tijdje gewerkt maar honger heb ik nooit gehad. Mensen eten sowieso veel te snel en te veel. En dat is slecht voor je maag. Het is beter meer keren op een dag te eten. Dat is veel beter.
Tegenwoordig kun je van alles krijgen maar het lekkerste wat er is, is brood van een dag, boter van een week en kaas van een jaar.

Na deze bakker heb ik bij mijn stiefbroer Arie Deelen gewerkt en na hem nog bij een aantal bakkers in de streek. En zo heb ik het vak geleerd.

Noot:
100 jaar terug was er een goed inzicht over eten maar nog niet zo wetenschappelijk onderbouwd. Nu weten we dat meer keer op een dag eten de glucose/suiker spiegel minder laat dalen en stijgen. Ook weten we nu dat vooral volkorenbrood veel beter is voor de spijsvertering omdat er veel vezels in zitten. Een goeie snee brood staat bomvol vitaminen, mineralen en andere nuttige voedingsstoffen die een mens standaard nodig heeft. Vooral de granen van toen waren beter en hadden meer kracht. Die boterham met kaas was dus zo gek nog niet.



Start eigen bedrijf:

Dagboek Ik was 21 jaar oud en dacht dat ik het vak wel kon. Ieder mens moet toch de kost verdienen om te leven. Ik was nog vrijgezel en vond dat het nu moest gebeuren. Eerst voor elkaar hebben dat je geld kan verdienen en dan pas een meisje want je moet ze ook nog kunnen onderhouden. Liefde alleen is niet genoeg. Je hebt ook nog een maag die trekt.
Als vrijgezel had ik wel eens een meisje maar nu had ik wel wat anders aan mijn hoofd. Bovendien waren er meisjes genoeg, een heleboel zelfs, en je had er straks maar één nodig. Een bakkerij opzetten kostte geld en een meisje had je voor niks. Dus eerst die bakkerij.

Natuurlijk moest ik naast een klantenkring ook nog een bakkerij hebben. Opzoek naar ruimte zag ik eerst een mogelijkheid om bij Snoek de wagenmaker in te trekken, alleen dit werd door de burgemeester afgewezen. Dit was te dicht bij huizen met rieten daken en dat is brandgevaarlijk met een schoorsteen van een bakkersoven. Nu had ik ook bij bakkers in Ouderkerk aan den IJssel gewerkt en hoorde dat de Gereformeerden daar een nieuwe kerk hadden. Het oude kerkgebouw kwam daardoor vrij. Van Duijvendijk kocht dit pand en ging er wonen met zijn vrouw Jannigje van Mourik. Er bleef nog een ruimte over van 7x7 meter. Dit was een mooie ruimte voor een bakkerij. Ik vroeg aan de burgemeester van Ouderkerk aan den IJssel of ik daar mocht beginnen. Hij vond mij wel brutaal en Ouderkerk had al 11 bakkers maar wenste mij toch succes. Jannigje van Mourik woont er trouwens nog steeds.

Dagboek Zo kwam het dat er een oven in de kerk gezet werd en ik uiteindelijk mijn eigen bedrijf mocht beginnen. In die tijd had ik kennis met een meisje, Macheltje Bos van de schoenmaker van de Lageweg. De dag dat ik zou beginnen moest ik om 3 uur wakker worden. De avond er voor vroeg Macheltje of ik een wekker had. "Nee" zei ik, "Nou neem deze dan maar mee." en ze gaf mij een wekker en ook nog een dikke omhelzing omdat het een zware dag zou worden. Nadat ik thuis gekomen was kon ik de slaap door de gedachte aan die omhelzing moeilijk vatten. Ik had de wekker dus uiteindelijk helemaal niet nodig gehad.

De eerste dag heb ik 17 tarwe- en 13 wittebroden gebakken. Voordat ik de dijk op liep had ik er al 4 verkocht en voordat ik bij het dorp was, was ik alle broden kwijt. De volgende dag bakte ik er dus geen 30 maar 60, en die dag er op 100. Ik had in in drie dagen tijd een omzet die genoeg was om van te leven. Trots vertelde ik dat tegen mij moeder.

Achter mijn bakkerij had Klaas Vonk zijn boerderij. Hij was daar ook net begonnen. Hij was net getrouwd met Jannigje Opschoor. Ik huurde de bakkerijruimte van Van Duijvendijk voor vier gulden in de week. Daar was zelfs koffie en thee bij inbegrepen. We dronken dus samen vaak koffie of thee. Soms nam ik dan koek mee. Dat bakte ik toch zelf.
Het was toen geen goedkope tijd toen en ook geen welvaart zoals nu. Je had net genoeg. Maar...... toen was het wat..... en nu is het ook wat.



Een eigen pand in het dorp / Bakker zonder vrouw:

Dagboek Na even in het kerkje gebakken te hebben wilde ik ook een eigen winkel. Het toeval wilde dat een pand in het dorp leeg stond. Hier had een dokter in gezeten en stond nu al enige tijd leeg. Zo kon ik het pand voor 3000,-- gulden kopen. Het moest nog wel verbouwd worden. De behandelkamer waar zo 'n dokter zweren heeft uitgenepen moest winkel worden en een grote keuken achter in het pand een bakkerij. Er moest een oven in, een werkbank en een trog.
Maar ik had nog een probleem. Ik was nog vrijgezel en een bakker zonder vrouw, dat kon niet. Er was nu ook een winkel. Als ik brood gebakken had en dit uitventte moest de winkel ook open blijven. Ik had dus nu een vrouw nodig. Eerst heeft mijn zus nog geholpen maar later kreeg ik kennis met mijn vrouw, Pietertje Cornelia Donker van de klompenmaker. Ze was nog wel erg jong. Ik was 24 en zij 19. Ze is later mijn vrouw geworden en wij zijn 58 1/2 jaar getrouwd geweest.



1914 / 1918

De eerste wereldoorlog werd aangekondigd door Pieter van Walsem. Hij liep om 4 uur 's nachts door het dorp en sloeg twee bekkens tegen elkaar zodat iedereen wakker werd.

"Des anderen daags moesten alle dienstplichtigen onder de wapens."

Alle jonge mannen, getrouwd of niet getrouwd. Dat was wat.... !! We wisten wel dat het niet goed ging in de wereld maar hier hadden wij niet op gerekend. Iedereen was zich bewust dat er oorlog kon komen en dat betekende ook dat er doden zouden vallen. Het kon iedereen treffen en daar zat niemand op te wachten. Ik weet het nog goed, het was zaterdag en iedere bakker bleef met veel brood zitten. Veel jonge mannen waren weg en degene die nog thuis waren hadden geen honger meer. Iedereen was in de war.
Gelukkig zijn we vrij gebleven maar het heeft toch 4 jaren geduurd. Met het eten ging het wel al was er niet veel. Het was in ieder geval beter dan in de tweede oorlog. Het brood was niet best en je moest ook maisbrood en gerstebrood maken maar we kwamen niet om van de honger. Ik was toen 27 en we hadden Teus en daarna Willem. In 1918 was de oorlog afgelopen.



De kinderen

Dagboek Nadat we getrouwd waren kwamen de kinderen. Eerst kwam Teus en daarna Willem. Willem het ventje is maar 2 jaar oud geworden. Hij had het aan zijn darmpjes. De dokters konden hem niet redden. We zijn er nog mee hoger op geweest maar hij is helaas toch gestorven. De stumpert, zo vroeg meemaken dat het leven niet altijd voor de wind gaat. Een hele slag. En voor ons ook. Je had het er slecht mee. Dat is het leven. Wij mensen moeten ons daar maar aan overgeven. Maar vergeten doe je zoiets niet. Je ziet ze liever opgroeien tot fikse kinderen. Hierna kwamen nog 4 kinderen allemaal meiden. Eerst Cor toen Nies en Wil en later nog Marie.



Een kruiwagen, hond, pony en daarna een auto.

Brood was niet alleen te koop in de winkel maar moest ook naar de klanten gebracht worden. Eerst bracht ik het brood rond met een kruiwagen, daarna hadden we een hondenkar, maar even later kon ik een pony kopen. Aan de hondenkar hebben we twee bomen laten maken waar we de pony tussen konden spannen. De pony was klein maar erg sterk. Je kon rustig op de kar gaan zitten. Vaak als het koud was dan was het nog kouder als je op de kar zat. Dan kon je ook een stukje mee draven. Dan werd je lekker warm. Bij terugkomst gaf ik de pony een beetje haver. Dat vond ze lekker. Je moest alleen niet teveel geven want van haver worden paarden wild. Dan gooide hij zijn achterbenen in de lucht. Vaak trapte hij dan tegen de beschuitkist die voor op de kar stond. Die moest het dan ontgelden. Hij trapte de hele kist er van af. Zo hebben we 11 jaar brood rondgebracht.

Dagboek Na de pony-kar hebben we in 1926 een auto gekocht. Een T-Ford. De achterkant was gebouwd om brood in te vervoeren maar we hebben er ook leuke ritten mee gemaakt met het gezin. Dan gingen de kinderen achterin.

Zo zijn we een keer naar Apeldoorn geweest en moesten we stoppen voor een politieagent.
De politie zei dat de kinderen achterin eigenlijk niet mocht omdat de auto gemaakt was als vrachtwagen. Nu moet je altijd vriendelijk blijven en niet gaan brommen. Dan ben je verder van huis. Na wat gepraat mochten we uiteindelijk dan toch doorrijden en ik kon mijn centen in mijn zak houden. In Apeldoorn hebben we er nog lekkere ijsjes van gekocht.
Toen we eenmaal in Apeldoorn waren mochten we niet te dicht bij het paleis van Koningin Wilhelmina komen. Dan schoot er gelijk zo'n wachter uit een hokje. Alsof we zwervers waren. We hebben toen maar de boterhammen bij de auto opgegeten en zijn weer terug naar huis gegaan. En zo gingen wij ook in de zomer op zondag met de auto naar het strand van Hoek van Holland. 's Ochtends wegrijden als de kerk net aan was en tegen de avond terugkomen als ook het kerkvolk weer in de kerk zat. Op het strand was het leuk. Pootje baden, met zand spelen en met een bal gooien. Ook gingen we dan op een deken in de zon liggen, boterhammen en drinken mee voor de hele dag.
Teus mijn zoon reed ook weleens auto. Hij was toen nog maar 14. Ik was naar de tandarts geweest en heb mijn gebit gehad. Als de laatste stukken uit mijn mond getrokken waren had ik nog pijn. Teus reed dan terug naar Ouderkerk. Het was in die jaren zo rustig op de weg dat dat wel kon.

Dagboek Toch werd het er op den duur met die auto 's niet rustiger op. Het was vroeger een stuk veiliger. Vroeger kon je gewoon op het midden van de weg lopen. Dat is er nu niet meer bij. Toen vliegtuigen begonnen met hun vluchten hoorde ik een vrouw (de vrouw van de timmerman Goudriaan) zeggen "Nu is het gedaan met de rust." Het mens heeft gelijk gehad ook.

Na de eerste T-Ford hebben we nog een A-Ford gehad. Die hebben we voor 350,-- gulden gekocht. Deze was van een dokter geweest. Ik moest onze oude auto inleveren en 300,-- bij betalen. Deze tweede auto hebben we ook nog 4 jaar gehad. En hierna hadden we een Opeltje uit Vlaardingen. Tijdens de oorlog hadden we niets maar na de tweede wereldoorlog hebben we in 1947 nog een Austin gekocht. Die kostte toen 3000,-- gulden. Daar hebben we ook nog 7 jaar mee gereden.



Inbakken in de tweede wereldoorlog

In Ouderkerk aan den IJssel waren 6 bakkers. Door de oorlog werden de voorraden minder maar ook brandstoffen werd schaars. Hierdoor waren we genoodzaakt om op toerbeurt bij elkaar ons brood te bakken. Dat scheelde brandstof voor de ovens. Eten was er nog wel maar niet veel meer. Er was krapte. Mensen moesten er op uit om eten en brandhout te zoeken. En dat werd soms ook nog door de Duitsers afgenomen. Je moest je behelpen met een kaarsje en carbiet, tenminste, als je dat kon krijgen. De kachel moest gestookt worden met hout. Kolen waren er niet meer. Als je geluk had, had je aardappels. Je ruilde eten voor kleding. Gelukkig heeft die situatie maar 5 jaar geduurd.



Hoe gaat het nu met mijn kinderen.

Teus is voor de oorlog Stefina tegen gekomen uit De Bilt. Ze was met vriendinnen voor een uitje in de buurt toen ze elkaar leerden kennen. Teus is net voor de oorlog met haar getrouwd en ze zijn toen achter de bakkerij gaan wonen. Hierbij hebben we voor 12 gulden per maand een huis van de familie Suiker gehuurd. Dat huis stond in de Kromme. Daar zijn moeder en ik toen gaan wonen. Na de oorlog hebben Teus en ik geruild waarna Teus in de Kromme zelf een bakkerij is begonnen. Later is hij naar Voorschoten gegaan met zijn zoon Teus. Voorschoten was een dorp dat hard groeide en weinig bakkers had. Joop de andere zoon van Teus had niet zo'n zin om bakker te worden. Hij hield meer van vrachtauto 's. Hij is toen op het buitenland gaan rijden.
Ieder zijn eigen zin. Als je werkt moet je het naar je zin doen. Je bent geen schoolkind meer. Je weet wat je wilt dus moet je dat maar gaan doen.

Cor is naar Duitsland gegaan en is daar getrouwd en heeft twee kinderen gekregen. Een meisje en een jongen. Nies is getrouwd met Cees Ten Holt en zij kregen een meisje en Wil trouwde met Jaap Rensink een portier in Rijswijk bij de Shell. Zij kregen één jongen.

Marie, de jongste van ons had drie kinderen kunnen hebben. Het eerste kindje werd geboren met een open rugje. Het was een wijs en lief meisje. Ingrid heette ze. Ook hier hebben ze alles aan gedaan maar ze is maar 2 1/2 jaar geworden. Ze ligt op nog geen twee meter van mijn vrouw af begraven. Op hun verjaardag ga ik nog steeds bloemen brengen. Dan ga ik er bij zitten en kijk naar de steentjes. Gelukkig hebben Marie en Gerard Verweij nog twee kinderen gekregen een jongen Edwin en een meisje die ook Ingrid heet. Gelukkig twee gezonde snuiters.

Gelukkig gaat het met al mijn kinderen goed anders zit je daar nog over te tobben.

// Ik geloof niet dat een mens het altijd voor het zeggen heeft en alles kan bepalen in zijn leven. Eén ding staat vast. Gezondheid is rijkdom. Voor de rest moet iedereen maar het beste er van maken. Al dat gekijf en gehaast schiet je niets mee op. Al zou je er iets mee winnen, aan de andere kant verlies je het weer. Laten we het elkander hier op aarde niet te moeilijk maken. Je hebt al weinig te zeggen dat poosje dat je hier leeft. Al dat gemopper koop je niets voor. Wees gelukkig met wat je hebt. Als je denkt dat je het weet is dat niet waar. Als het er op aankomt hoef je je niet op de borst te slaan "Ik ben beter (af) dan jij." Er komt een tijd dan zijn we allemaal gelijk. Hier op aarde zijn wel 10 of 12 partijen die het zus of zo willen. Maar daarna is er maar één. En dan is het gezwam voor eeuwig afgelopen. //



Mijn oude dag

Ik zit nog even te schrijven aan de keukentafel. Het is al 10 uur. Het wordt tijd om naar bed te gaan. Gelukkig slaap ik nog goed wat ik niet verwacht had. Na goed rusten hoop je weer op een nieuwe goeie dag voor iedereen. Het is alweer even geleden dat mijn vrouw gestorven is. Je bent alleen begonnen en nu ben je weer alleen. Dit doet nog steeds pijn. Je hebt toch 58 jaar samen geleefd.

Nog even alles afsluiten, de poes naar buiten en het licht uit. Als ik de sleutel van de deur omdraai realiseer ik me; Vroeger liet je de deur nog weleens open voor haar, als ze ergens geweest was en met de laatste bus nog thuis moest komen.
En nu....? Nu doe je die deur op slot en dat voelt zo definitief. Zo definitief dat ze niet meer terug naar huis komt..... Dan gaat er heel wat in je om.



Eindnoot:

Dagboek Teunis Tukker is uiteindelijk 92 jaar geworden. Hij heeft een schoolschrift met aantekeningen over zijn leven achtergelaten. Deze aantekeningen zijn gestroomlijnd om een beeld te krijgen hoe zijn leven en dat van zijn tijdgenoten was. Hoe was het en wat ging er bij de mensen om van toen? Er waren er weinig die door hoge studie gevormd waren. De grote meerderheid had niet meer dan lagere school maar toch lees je wijsheden tussen de regels door. Verrassend? Nee, levenswijsheid komt niet uit een boekje. Wel interessant hoe de mensen met ups en downs in die tijd omging

Webpage created with MacFamilyTree version 5